Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Juda handelt trouwelooslijk, en er wordt een gruwel gedaan in Israel, en in Jeruzalem; want Juda ontheiligt [34]de heiligheid des HEEREN, welke [35]Hij liefheeft; [36]want hij heeft de dochters eens vreemden gods getrouwd. 34. Dat is, het heilige huwelijk van God ingesteld. 35. Te weten, de Heere. Anders: die hij [te weten, Juda] behoorde lief te hebben. 36. Daarmede ontheiligde hij de heiligheid des Heeren, mits trouwende ene dochter van een vreemden god; dat is, een uitlandse vrouw, die een vreemden god dient; zie Ezra 9:10; Neh.13:23, enz. En merk hier, dat gelijk de godzaligen genoemd worden kinderen Gods, alzo ook de goddeloze afgodendienaars genoemd worden zonen en dochters der afgoden, of der vreemde goden.